11 september 2017

Het Hairstyle-arrest: extra vergoeding bovenop de transitievergoeding

Op 30 juni 2017 wees de Hoge Raad het zogenaamde Hairstyle-arrest. Het bevat belangrijke criteria voor de toekenning van een billijke vergoeding naast een transitievergoeding. Het arrest lijkt van grote betekenis te zijn voor de rechtspraktijk.

Billijke vergoeding bij ‘ernstig verwijt’

De zaak betrof een arbeidsgeschil tussen een kapsalon en een ex-werkneemster (kapster). In verband met onderling gesteggel over het opnemen van vakantiedagen is de kapster uiteindelijk ontslagen. Dat gebeurde op onregelmatige wijze omdat de opzegtermijn niet in acht werd genomen.

De kapster ontving van de kapsalon de haar (forfaitair) toekomende transitievergoeding. De kapster heeft zich niet tegen haar ontslag verzet. Wel verzocht ze de kantonrechter haar ex-werkgever te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding.

De wet bepaalt dat de rechter in bijzondere gevallen naast de transitievergoeding een billijke vergoeding aan een werknemer kan toekennen. Het moet dan gaan om gevallen waarin de werkgever een ernstig verwijt treft in verband met het eindigen van de arbeidsovereenkomst. Dat is automatisch geval indien sprake is van een onregelmatige opzegging, aldus de Hoge Raad.

Kortom, opzeggen zonder de daarvoor geldende regels (opzegtermijn, etc.) in acht te nemen, leidt direct tot een ernstig verwijt. En daarmee staat de deur open voor toekenning van een billijke vergoeding bovenop de transitievergoeding.

 

De hoogte van de transitievergoeding

Daarnaast heeft de Hoge Raad zich verrassend uitgelaten over de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding. Alom werd sinds de invoering van de Wwz aangenomen dat de billijke vergoeding vooral een afschrikwekkend effect diende te hebben en dat de hoogte van de vergoeding dáárop gebaseerd diende te worden. Factoren als de hoogte van het loon, de duur van het dienstverband en de positie van de ex-werknemer op de arbeidsmarkt dienden daarbij geen rol te spelen. Deze werden geacht al te zijn verdisconteerd in de transitievergoeding. De Hoge Raad heeft door die zienswijze een dikke streep gezet. Hij oordeelt dat de hoogte van de billijke vergoeding altijd dient te worden bepaald aan de hand van alle omstandigheden van het geval, daaronder met name ook begrepen de lengte van het dienstverband, de inkomensderving van de werknemer, de toekomstperspectieven van de werknemer, enz.

De gevolgen voor de praktijk

Het is de vraag welke impact dit arrest op de lagere rechtspraak zal hebben. Ik verwacht dat billijke vergoedingen eerder en hoger zullen worden toegekend dan tot voor kort het geval was. Een bevestiging van dat vermoeden is al terug te vinden in een uitspraak van de kantonrechter in Groningen van 13 juli 2017. In die zaak werd aan een ontslagen werknemer een transitievergoeding toegekend van € 41.505,50, maar enkel vanwege het niet in acht nemen van de geldende opzegtermijn werd onder verwijzing naar het Hairstyle-arrest een billijke vergoeding van € 25.000,- eraan toegevoegd. De hoogte ervan is weliswaar mede op grond van de overige omstandigheden in die zaak bepaald, maar zonder de onregelmatigheid in de opzegging zou wellicht geen aanleiding zijn geweest om een billijke vergoeding toe te kennen.